mw1920_painting-Abraham-Jozsef-Molnar-Hungarian-National-Gallery.jpg

Door de pagina’s van de Bijbel heen vinden we een gouden draad van Gods verlossingsplan voor de mensheid verweven in de duurzame verbonden die Hij met Israël sloot – of dat nu met Abraham, Mozes, David of het nieuwe verbond is dat door Jezus aan het kruis werd bezegeld. Dit omvat Zijn gezworen verbondsbelofte dat Israël op een dag zijn rust zal binnengaan in het Land dat aan Abraham was beloofd als een “eeuwigdurend bezit”. (Genesis 17:8) Dit diepgaande concept, dat door de hele Schrift loopt, biedt niet alleen hoop voor het Joodse volk, maar belicht Gods trouw aan al Zijn heiligen.

De reis begint in de woestijn, waar God een cruciale verklaring aan Mozes geeft: “Mijn aanwezigheid zal met je meegaan en Ik zal je rust geven” (Exodus 33:14). Deze belofte, geboren uit een moment van voorbede door Mozes, vormt de basis voor een terugkerend thema in de geschiedenis van Israël – de zekerheid van uiteindelijke vrede en veiligheid in het Beloofde Land.

Maar wat is precies die “rust” die God belooft? Het is veel meer dan alleen maar fysieke rust of het stoppen met werken. Deze goddelijke rust omvat Israëls vrijheid van zijn vijanden en van het streven naar gerechtigheid voor God door zijn eigen werken.

Als we deze belofte door de Schrift heen volgen, komen we deze opnieuw tegen in Deuteronomium. Mozes herinnert het volk eraan dat hun verovering van Kanaän niet alleen gaat over het opeisen van grondgebied – het gaat over het binnengaan in Gods rust. “Wanneer de Heer, uw God, u rust geeft van alle vijanden rondom u in het land dat Hij u als erfdeel geeft…” (Deuteronomium 25:19). Deze rust is onlosmakelijk verbonden met Israëls verbondsrelatie met God en hun gehoorzaamheid aan Zijn geboden.

De vervulling van deze belofte is echter een complexe reis gebleken. Zelfs nadat Jozua de Israëlieten naar Kanaän had geleid en zij perioden van relatieve vrede hadden genoten, bleef de ware, blijvende rust die God oorspronkelijk bedoelde ongrijpbaar. Het boek Hebreeën werpt hier licht op door uit te leggen dat als Jozua hen werkelijk rust had gegeven, God later niet via de Psalmist over een andere rustdag zou hebben gesproken (Hebreeën 4:1, 8-9).

Dit onvervulde aspect van de belofte wijst op een grotere rust die het fysieke en tijdelijke overstijgt. Het is een rust die zijn ultieme uitdrukking vindt in het verzoenende werk van Jesjoea, en het heeft nog steeds een toekomstige vervulling voor Israël als natie.

De schrijver van Hebreeën vestigt onze aandacht op Psalm 95, waarin God in zijn woede aan de ongelovige generatie verklaart: “Zij zullen mijn rust niet binnengaan.” Deze strenge uitspraak dient zowel als een waarschuwing als een uitnodiging dat we ernaar moeten streven om door geloof Gods rust binnen te gaan.

Voor christenen heeft deze rust een huidige realiteit in Christus. “Wij die geloofd hebben, gaan die rust binnen”, verzekert Hebreeën 4:3 ons. Door het geloof in Jezus houden we op met onze eigen rechtvaardige werken en rusten we in Zijn voltooide werk aan het kruis. En toch, intrigerend genoeg, verklaart de schrijver van Hebreeën ook: “Er blijft dus een rust voor het volk van God.” (Hebreeën 4:9)

Dit wijst ons op een toekomstige dag waarop Israël hun Messias volledig zal omarmen en de volledige vervulling van Gods verbondsbeloften aan hen zal ervaren.

De belofte van rust voor Israël is niet slechts een historische curiositeit of een theologische abstractie. Het is een zichtbaar bewijs van Gods standvastige trouw. Ondanks eeuwen van verstrooiing, vervolging en ontbering is het Joodse volk teruggekeerd naar het thuisland van hun voorouders. Toch is er zelfs nu nog geen echte rust voor hen omdat de conflicten en spanningen voortduren.

Deze voortdurende strijd dient als een krachtige herinnering dat Gods ultieme rust voor Israël nog moet komen. Het zal een tijd zijn waarin, zoals de profeet Amos verklaarde, God “Israël in hun eigen land zal planten, om nooit meer ontworteld te worden uit het land dat Ik hun gegeven heb” (Amos 9:15). Deze belofte wijst naar het Messiaanse tijdperk, een tijd van universele vrede en de rechtvaardige heerschappij van de Messias.

Voor hen die van Israël houden en het steunen, biedt deze belofte van rust zowel bemoediging als een oproep tot actie. Het herinnert ons eraan dat Gods doelen voor Israël zich nog steeds ontvouwen en dat onze steun in overeenstemming is met Zijn goddelijke plan. Het daagt ons uit om te bidden voor de vrede van Jeruzalem en om het Joodse volk bij te staan op zijn voortdurende reis.

Bovendien heeft de belofte van rust voor Israël diepgaande implicaties voor alle gelovigen. Het verzekert ons van Gods trouw aan Zijn woord. Als God Zijn oude beloften aan Israël zal vervullen, hoeveel te meer kunnen wij er dan op vertrouwen dat Hij Zijn beloften aan ons in Christus zal houden?

Als we nadenken over deze blijvende belofte, worden we uitgenodigd om ons eigen hart te onderzoeken. Streven we in onze eigen kracht of zijn we werkelijk de rust binnengegaan die Christus ons biedt? Leven we in de vrede en zekerheid van Zijn volbrachte werk, of proberen we nog steeds gerechtigheid te verdienen door onze eigen inspanningen?

De belofte van rust daagt ook ons wereldbeeld uit. In een wereld die vaak gekenmerkt wordt door conflicten en onrust, vooral in het Midden-Oosten, roept het ons op om verder te kijken dan de huidige gebeurtenissen en naar Gods uiteindelijke doelen. Het herinnert ons eraan dat ware en blijvende vrede niet alleen door menselijke inspanningen tot stand zal komen, maar door de vervulling van Gods beloften.

Terwijl we wachten op de volledige realisatie van deze goddelijke rust, zijn we geroepen om agenten van vrede en verzoening te zijn in onze eigen invloedssferen.

Concluderend: de belofte van rust voor Israël staat als een baken van hoop in een onrustige wereld. Het getuigt van Gods trouw, wijst op het komende Messiaanse tijdperk en biedt een diepgaande les in het vertrouwen op Gods beloften. Als we deze waarheid omarmen, mogen we dan onze eigen rust in Christus vinden, Gods voortdurende werk onder het Joodse volk steunen en vol verwachting uitkijken naar de dag waarop Gods rust de hele schepping zal omvatten.

Geschreven door David Parsons, ICEJ senior vice-president & woordvoerder

Foto: Schilderij door Abraham Jozsef Molnar; Hungarian National Gallery.