Een persoonlijk verhaal van Bnei Menashe

Op een van de laatste vluchten van de in totaal 722 Bnei Menashe die alija maken naar Israël, zal woensdag 13 oktober 2021 ook de 66-jarige Reuben Haokip, hoofd van Matiyang Village, Churachandpur, aan boord zijn. Naast zijn leidinggevende functie was hij in dienst van de overheid als leraar en ging hij in 2015 met pensioen na bijna twee decennia gewerkt te hebben. Hij gaat alija maken met zijn vrouw Khanna Haokip (69), zoon Benjamin Haokip (26), zoon Mechabee Haokip (33), schoondochter Odalya Touthang (22) en kleinzoon Darlev Haokip (7). Zijn jongere broer, Isaac Haokip, maakte in 2011 alija naar Migdal Ha’Emek en sindsdien hebben ze elkaar niet meer gezien. Hij kijkt er enorm naar uit om hem weer te zien.

De heer Haokip erfde zijn opperhoofdschap van zijn overleden vader, de heer Abraham Haokip, die in 2004 stierf. Helaas stierf zijn vader terwijl hij op alija wachtte. Nu zullen ze zijn nagedachtenis met zich meedragen als ze India verlaten. Opperhoofdschap is een rol die voorkomt in afgelegen delen van Manipur. Deze delen worden grotendeels niet bestuurd door de Indiase regering, dus het gezag van het hoofd vult vaak deze taak. De hoofden zijn belast met de uitoefening van het stamrecht. Strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke zaken zoals huwelijken, kleine diefstallen enzovoort worden vaak opgelost in de dorpsrechtbank van het dorpshoofd. Hun gezag wordt erkend door de grondwet van India onder Six-Schedule. Dus vanwege de hoge status, worden ze beschouwd als een soort minikoning in de tribale samenleving van Manipur.

Dat gezegd hebbende, waarom zou een man als Reuben Haokip alijah willen maken en de hoge sociale status die hij en zijn familie genieten achter zich laten?

Zijn antwoord op deze vraag is zeer bescheiden. Haokip verklaart: “Het leven is hier goed, maar rijke en machtige mensen en arme mensen hebben allemaal een gemeenschappelijke schepper. We vinden vaak troost in de woorden van G-d. De goedheid van G-d is in ons allemaal. Het is onvoorwaardelijk. Alleen zijn sommige mensen te onwetend om het te zien. Er is niets meer troostend dan in Zijn tegenwoordigheid te wonen. Mijn status brengt me misschien macht, maar het is zinloos. Voor mij is deze alija de ontvouwing van de profetie; de woorden Hashem komen tot leven. Ik kan het niet laten om er deel van uit te maken.”

De geleerde Haokip voegde er toen aan toe: “In het boek Jeremia 31: 15 staat dat onze grootmoeder Rachel weent om haar kinderen omdat ze niet meer in Sion zijn. En de Heer troost haar en belooft haar dat ‘haar kinderen zullen terugkeren naar de grens’. Eindelijk is het mijn beurt om terug te keren naar de grens van Zion. Mijn grootste wens is om begraven te worden in het land Israël als ik sterf.” 

Mijn familie heeft het geluk deel uit te maken van deze komende alija, maar mijn hart huilt om die duizenden Bnei Menashe die ernaar verlangen om alija te maken en deel uit te maken van de zich ontvouwende profetie. Zelf heb ik zo lang als ik me kan herinneren op deze alijah gewacht. Ik hoop dat hun wens snel zal uitkomen. Ik ben Shavei Israel, het Joods Agentschap en de staat Israël zo dankbaar dat ze allemaal het initiatief hebben genomen om de Bnei Menashe te helpen en die zich ingespannen hebben om de dromen te vervullen van duizenden van hen die in India blijven.